16.10.18

Avondwandelen



Een donderdagavond in Utrecht. Na een boottochtje door de Oudegracht en de Singel, gevolgd door een paar drankjes, kwam ik nog vrij vroeg in de avond thuis. De Dom had nog geen tien geslagen. Vanwege een tentamen de dag erna had ik besloten om even een verstandige student te zijn en geen nachtelijke avonturen meer te ondernemen.

Desalniettemin voelde ik nog een zweem van rusteloosheid toen ik terug in mijn zolderkamertje was. Ik had het grootste deel van de dag stilgezeten – ofwel aan m'n bureautje, ofwel in de collegebanken, en vervolgens in een bootje (het was helaas geen waterfiets). Mijn lichaam snakte nog naar een beetje beweging.

Daar besloot ik aan toe te geven en trok mijn schoenen weer aan. De deur uit sloeg ik het eerste de beste zijstraatje in dat enigszins in de gewenste richting afboog. Mijn blik werd geleid door de in de donkere straat helder oplichtende raamkozijnen, waardoorheen hier en daar een glimp huiselijkheid viel te bespeuren. Een wandkast tot aan het plafond volgestouwd met boeken. Keukengerei hangend aan een rekje voor het raam, bij wijze van tentoonstelling. Twee oudere mensen, man en vrouw, aan een houten tafeltje, verlicht door het schijnsel van een kaars.

Een paar straten verderop gonsde het van de studenten, hier kwam de dag gemoedelijk op z'n eind. Met beide werelden voelde ik me op dat moment verwant – hoewel die eerste een gevoel van rust en niks-meer-hoeven overbracht, waarvan ik als student de waarde in een jaar beduidend meer ben gaan inzien.

Het vooruitzicht om niet veel later in mijn eigen kleine kamertje terug te komen en nog een kopje thee te drinken, voldeed dan ook aan mijn laatste criterium van die dag. Meer dan dat moet je soms niet willen.

Geel gloeiend schijnsel
op zacht verlichte straten
sluimerende stad

3.10.18

Missen


Hoe werkt missen ten tijde van continue communicatie? Is het iets raars, aangezien ik je theoretisch gezien elk moment van de dag zou kunnen bereiken? Het voelt onwennig, ongemakkelijk misschien ook wel. Onbewust tasten we deze nieuwe situatie nog af: hoe vaak en hoe uitgebreid spreken we elkaar? En welk medium doet daar het beste dienst voor? 

Je wilt alles weten, alles vertellen, maar tegelijkertijd ook ruimte geven — de enorme geografische afstand erkennen. En soms is dat even moeilijk. We zijn verwend met die grenzeloze communicatiemogelijkheden van tegenwoordig. Je reactiesnelheid op berichten is listig verworden tot karaktereigenschap — dát je reageert staat al vast.

Ook ik me daar nu en dan schuldig aan. Tijdens een (vaak kortstondige) radiostilte slaat na enige tijd onwillekeurig een licht gevoel van twijfel toe. Wat gaat er in je om? Zijn het slechts al die nieuwe indrukken die je volledig in beslag nemen? Moet ik wachten op een volgend bericht of zal ik dan toch maar sturen? Ik weet wel dat het merendeel van die twijfels volledig ongegrond zijn. Hadden we ook maar gewoon minder mogelijkheden. Eens in de paar dagen een telefoontje (bij voorkeur een met draad eraan), nu en dan een brief of kaart en dan ook niet meer dan dat. Wie zich daar tegenwoordig nog toe beperkt, lijkt al gauw een dwangmatige hang naar het verleden te hebben.

En toch is het ook romantisch. Een handgeschreven kaartje, fysiek naar de brievenbus gebracht en een aanzienlijke tijd later bezorgd, is in mijn ogen een blijk van genegenheid waar een enkel berichtje na lange na niet aan kan tippen.

Dat gezegd hebbende, herinner ik me plotseling de kaart die ik speciaal voor jou had gekocht. Ik neem me voor die morgen te gaan schrijven en op de post te doen. Maar vanavond stuur ik je eerst nog even een berichtje.